
Wet Franchise naar de Tweede Kamer: franchisegevers en -nemers opgelet!
Franchise is een bijzondere vorm van zaken doen. Franchisegever en -nemer werken als zelfstandige en onafhankelijke ondernemingen samen, waarbij de franchisenemer zijn bedrijf runt volgens de franchiseformule van de franchisegever. Deze formule komt in Nederland zeer veel voor en zij vervult dan ook een belangrijke rol binnen onze economie.
Voorheen was franchise niet als bijzondere overeenkomst benoemd in het Burgerlijk Wetboek, maar daar komt waarschijnlijk verandering in met het nieuwe wetsvoorstel dat begin februari 2020 naar de Tweede Kamer is gestuurd.
Het wetsvoorstel
Het doel van dit wetsvoorstel is met name een betere machtsbalans te vinden tussen franchisegever (die gezien wordt als de ‘sterkere’ partij) en franchisenemer (de ‘zwakkere’ partij). Het wetsvoorstel probeert een betere positie voor de franchisenemer te creëren door het zorgen voor meer transparantie en meer zeggenschap van de franchisenemers. Franchisenemers en -gevers bepalen in overleg bij welke thema’s meer zeggenschap voor de franchisenemer speelt.
Versterking positie franchisenemer
Het wetsvoorstel voert de basisbegrippen ‘goed franchisegever’ en goed franchisegever in. Hoewel deze termen in de praktijk nog ingevuld moeten worden, zal dit in basis betekenen dat partijen zich naar elkaar in redelijkheid en zorgvuldig moeten gedragen zowel voor als tijdens de franchiserelatie.
Daarnaast moet de franchisenemer verplicht tijdig en specifiek geïnformeerd worden over een aantal thema’s die het wetsvoorstel expliciet noemt (bijv. verlangde investeringen). Ook moeten partijen elkaar sowieso tijdig over alle van belang zijnde zaken informeren.
De franchisenemer krijgt ook een soort afkoelingsperiode: tussen het moment van ontvangst van alle relevante informatie door deze en het beoogde moment van sluiten van de franchiseovereenkomst komt een periode van 4 weken, waarin de franchisenemer de kwestie rustig kan overdenken. Tijdens die periode mag de franchiseovereenkomst niet ten nadele van de franchisenemer worden gewijzigd.
Ook komen er eisen aan de inhoud van de franchiseovereenkomst zelf. Zo worden non-concurrentiebedingen sterk beperkt. Dit tot maximaal 1 jaar na afloop contract en alleen voor het gebied waarbinnen de franchisenemer de formule mocht exploiteren.
Franchiseovereenkomsten voorzagen vroeger wel eens in nadelige bepalingen voor de franchisenemer bij het einde ervan, bijvoorbeeld dat goodwill niet vergoed werd. Het wetsvoorstel stelt nu echter dat er voorzien móet worden in een vergoeding van de door de franchisenemer opgebouwde goodwill. Let wel, dat geldt niet voor goodwill die toe te rekenen is aan de franchiseformule zelf.
Tot slot is nog van belang op te merken dat de franchisenemers een instemmingsrecht krijgen: bij het uitvoeren van handelingen met aanzienlijke gevolgen voor hen, heeft de franchisenemer in principe de toestemming nodig van twee derde van de franchisenemers. Is er een vertegenwoordigend orgaan voor hen allen? Dan is instemming van de individuele franchisenemers nodig.
Conclusie
Als het wetsvoorstel, straks wet wordt, is een ding zeker: de positie van franchisenemer en -gever gaan sterk veranderen. Het is van belang daar tijdig op te anticiperen en u dient zich dan ook goed hiervan bewust te zijn, omdat de wet dwingend recht wordt.
Bent u franchisenemer of -gever en heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel? Neemt u dan gerust contact op via 0492 – 749 990
