
Wel onder de werkingssfeer van een Bedrijfstak-pensioenfonds, maar toch geen terugwerkende premieverplichting!?
Een onderneming welke werkzaamheden verricht die onder de werkingssfeer van de verplichtstelling van het Bedrijfstakpensioenfonds Metaal & Techniek vallen, heeft haar pensioenpremies afgedragen aan een ander Bedrijfstakpensioenfonds, omdat de werkgever meende onder de werkingssfeer van dat andere fonds te vallen. In een lang lopende juridische discussie heeft het Gerechtshof Den Haag (na terugverwijzing door de Hoge Raad in 2011) op 2 december 2014 in deze kwestie geoordeeld dat de betreffende werkgever wel werkzaamheden verrichtte die onder de werkingssfeer van Bedrijfstakpensioenfonds Metaal & Techniek vielen, echter dat de werkgever over de relevante periode desalniettemin geen werkgeverslasten (pensioenpremie en premie sociale fondsen) verschuldigd is, omdat onder meer de pensioen- en VUT prestaties van Bedrijfstakpensioenfonds Metaal & Techniek en de daaraan gelieerde sociale fondsen naar hun aard niet met terugwerkende kracht kunnen worden verricht, althans omdat het vorderen van de betreffende werkgeverlasten door deze fondsen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Een tegen voornoemd arrest van het Gerechtshof Den Haag ingesteld cassatieberoep is door de Hoge Raad afgedaan met het oordeel dat het voorgelegde feitelijke aspect zich niet leende voor cassatie. Het is jammer dat het daarmee niet tot een beslissing van de Hoge Raad heeft kunnen komen voor wat betreft de vraag of met terugwerkende kracht verschuldigde premieverplichtingen voor een Bedrijfstakpensioenfonds naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zouden kunnen zijn. De Advocaat-generaal heeft vooruitlopende op de 81 RO beslissing van de Hoge Raad echter wel zijn licht laten schijnen op deze vraag en komt tot de conclusie dat dit, afgezet tegen de omstandigheden van het geval, wel degelijk het geval zou kunnen zijn.
De Advocaat-generaal stelt ter zake:
“Het hof heeft onder andere relevant geacht dat het, praktisch bezien, zeer problematisch zou zijn om jegens de werknemers de prestaties die tegenover de werkgeverslasten staan alsnog door Metaalfondsen c.s. te laten uitvoeren. Waar het hof spreekt over de nadelige gevolgen van het met terugwerkende kracht wisselen van pensioenfonds, heeft het klaarblijkelijk gedoeld op de omstandigheid dat feitelijk al premies aan de fondsen van de Bouw zijn betaald. Dit brengt het hof tot de m.i. juiste gedachte dat er bij het alsnog betalen van premies aan de Metaalfondsen c.s. een ongerechtvaardigd voordeel voor de Metaalfondsen c.s. zou ontstaan en schade voor X. Het hof acht dit te meer ongerechtvaardigd, nu X een alleszins pleitbaar standpunt heeft ingenomen. Het door het hof in aanmerking nemen van deze bijzondere omstandigheden is m.i. goed verdedigbaar, ook al valt X, zoals het hof in rov. 2.13 overweegt, onder de bedrijfstakregelingen van Metaal en Techniek en zijn er als gevolg daarvan de verplichting tot betaling van premies en de daartegenover staande aanspraken ontstaan.”
De aansluitverplichtingen van ondernemingen / werkgevers bij de verplichtgestelde Bedrijfstakpensioenfondsen en de consequenties daarvan, zijn een vaak onbekend en onderbelicht aspect bij werkgevers. Daarbij komt dat Bedrijfstakpensioenfondsen met de regelmaat van de klok, en vaak ten onrechte althans op basis van zeer discutabele omstandigheden, tot ambtshalve aansluitingen bij hun fonds (kunnen) overgaan, met alle (substantiële) financiële consequenties van dien.
Mr. R.G.H. (Roy) Bongers is in het verleden zelf werkzaam geweest voor diverse Bedrijfstakpensioenfondsen en heeft als advocaat reeds diverse werkgevers bijgestaan in discussies met Bedrijfstakpensioenfondsen. Mocht u derhalve vragen hebben over dit onderwerp, kunt u contact met hem opnemen via 0495 536 138 of rbongers@abenslag.nl
