In Ondernemingsrecht

Verpanding van auteursrechten op software: voldoende bepaald?

Door Fleur van Helmond, geplaatst op 10 april 2020 in Ondernemingsrecht

In een eerder gewezen (standaard)arrest van de Hoge Raad is geoordeeld dat voor de stille verpanding van vorderingen op derden vereist is dat de pandakte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering(en) het gaat. Recent is aan de Hoge Raad de vraag voorgelegd of voor de stille verpanding van andere goederen dan vorderingen hetzelfde uitgangspunt geldt.

adult-blur-boss-business-288477

De casus is als volgt. CompLions heeft in 2008 een kredietofferte voor werkkapitaal geaccepteerd van ING. Deze kredietofferte deed bovendien dienst als pandakte. Tot zekerheid verpandt CompLions aan ING alle huidige en toekomstige bedrijfsactiva zoals omschreven in de “Algemene Bepalingen van Pandrecht”. Bedrijfsactiva is gedefinieerd als alle tot het bedrijf van de pandgever behorende goederen. Enkele jaren later heeft CompLions bij pandovereenkomst als pandgever ten behoeve van BDO een pandrecht gevestigd op “de haar in eigendom toebehorende (intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot de) GRC-control (ISMScontrol) software”.

CompLions gaat failliet. De curator heeft de auteursrechten op de software, met instemming van ING en BDO, verkocht. Vervolgens vordert ING de verkoopopbrengst van alle auteursrechten, omdat zij een pandrecht stelt te hebben op de auteursrechten van de software.

De curator vordert onder meer een verklaring voor recht dat ING geen geldig pandrecht heeft verkregen op de auteursrechten. De pandakte ten behoeve van ING zou onvoldoende bepaald dan wel onvoldoende bepaalbaar zijn, zodat geen geldig pandrecht op de auteursrechten tot stand is gekomen. De rechtbank wijst de vordering van de curator toe en verklaart voor recht dat geen geldig pandrecht tot stand is gekomen. De rechtbank oordeelt dat “alle tot het bedrijf van de pandgever behorende goederen” niet aan het bepaalbaarheidsvereiste voldoet. ING is het niet eens met de beslissing van de rechtbank.

“Allereerst dient de vraag gesteld te worden of partijen hebben beoogd een pandovereenkomst te sluiten. Als deze vraag bevestigend kan worden beantwoord, dient vast te worden gesteld wat er dan verpand is.”

De Hoge Raad beantwoord deze kwestie in twee stappen. Allereerst dient de vraag gesteld te worden of partijen hebben beoogd een pandovereenkomst te sluiten. Als deze vraag bevestigend kan worden beantwoord, dient vast te worden gesteld wat er dan verpand is. Deze vraag is objectiever van aard. Hier komt het bepaaldheidvereiste (artikel 3:84 lid 2 jo. 3:98 BW) om de hoek kijken. Aan dit bepaaldheidsvereiste is volgens vaste rechtspraak voldaan als “de pandakte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welk goed het gaat.” Daarvoor is niet vereist dat het bestaan en de omvang van het auteursrecht uit de administratie van CompLions kan worden afgeleid of dat het auteursrecht op de balans van CompLions is vermeld. “Of het auteursrecht van CompLions op door haar ontwikkelde software behoort tot “alle huidige en toekomstige Bedrijfsactiva” van CompLions zoals vermeld in de pandakte kan ook worden vastgesteld aan de hand van andere objectieve gegevens dan de administratie en de balans van CompLions.”

Hebt u vragen naar aanleiding van dit artikel, neem dan gerust vrijblijvend contact op met mw. mr. F.M.C. van Helmond (0495 – 536 138 of fhelmond@abenslag.nl)