In Ondernemingsrecht

Uitbreiding indirecte bestuurdersaansprakelijkhei

Door Thom Alblas, geplaatst op 6 maart 2017 in Ondernemingsrecht

In Nederland is het gebruikelijk dat bestuurders van rechtspersonen, zelf ook rechtspersonen kunnen zijn. In de praktijk wordt wel gesproken van het “tussenschuiven” van een vennootschap. Dit systeem kan misbruik in de hand werken doordat de uiteindelijke privépersonen (de uiteindelijke bestuurders) achter de vennootschap zich trachten te verschuilen achter een of meerdere vennootschappen. Daarom bepaalt artikel 2:11 BW dat de aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon tevens hoofdelijk rust op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is. De ratio van de bepaling is dus om te voorkomen dat een natuurlijk persoon zich achter de rechtspersoonlijkheid van een rechtspersoon-bestuurder kan verschuilen wanneer benadeling van schuldeisers het gevolg is van slecht of onbehoorlijk bestuur. De verhaalsaansprakelijkheid van een rechtspersoon-bestuurder is immers beperkt tot het (mogelijk geringe) vermogen van die rechtspersoon. In eerdere jurisprudentie is overigens al uitgemaakt dat als de bestuurder van de rechtspersoon-bestuurder zelf weer een rechtspersoon is, ook dan kan worden doorgepakt naar de uiteindelijk achterliggende bestuurder totdat er een natuurlijk persoon als bestuurder gevonden wordt. Het tussenschuiven van een tweede vennootschap heeft dan ook geen zin.

In de praktijk bestond vervolgens nog de vraag op welke aansprakelijkheden artikel 2:11 BW nu ziet. Geldt dit artikel alleen voor de aansprakelijkheden uit Boek 2 BW (bijvoorbeeld de aansprakelijkheid van de bestuurder ten opzichte van de vennootschap (artikel 2:9 BW) of de aansprakelijkheid in faillissement (artikel 2:248)) of ook voor de “normale aansprakelijkheid” op grond van artikel 6:162 BW (de algemene regel van de onrechtmatige daad)?

De Hoge Raad heeft in een arrest van 17 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:275) geoordeeld dat dit laatste het geval is. In een uitgebreide rechtsoverweging stelt de Hoge Raad voorop dat artikel 2:11 BW van toepassing is in alle gevallen waarin een rechtspersoon in zijn hoedanigheid van bestuurder aansprakelijk is op grond van de wet. Daaronder valt ook de aansprakelijkheid van een rechtspersoon-bestuurder die is gebaseerd op artikel 6:162 BW. Deze aansprakelijkheid rust dan tevens hoofdelijk op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van een rechtspersoon-bestuurder daarvan bestuurder is. Dit betekent dat voor vestiging van de aansprakelijkheid van een bestuurder van een rechtspersoon-bestuurder niet de aanvullende eis geldt dat de schuldeiser stelt, en zo nodig bewijst, dat ook die bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, aldus de Hoge Raad. Uit de aard van de bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW volgt echter wel dat als een rechtspersoon-bestuurder aansprakelijk is op die grond, een bestuurder van die rechtspersoon-bestuurder aansprakelijkheid op grond van artikel 2:11 BW (alsnog) kan voorkomen door te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat hem persoonlijk geen ernstig verwijt kan worden gemaakt van de gedragingen waarop de aansprakelijkheid van de rechtspersoon-bestuurder is gebaseerd.

Deze uitspraak levert aldus een uitbreiding op van de situaties waarin (doorlegging van) bestuurdersaansprakelijkheid kan bestaan, maar bepaalt ook dat de bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 2:11 BW in combinatie met een vordering uit onrechtmatige daad voor de uiteindelijke bestuurder/natuurlijk persoon aan (mogelijk) minder zware eisen is gebonden dan de aansprakelijkheid voor de rechtspersoon(-bestuurder). Vandaar dat voor dit laatste geval de Hoge Raad een individuele disculpatiemogelijkheid introduceert.

Overigens verdient vermelding dat artikel 2:11 BW weer niet van toepassing is indien de rechtspersoon-bestuurder een buitenlandse vennootschap betreft. Dit heeft de Hoge Raad al eerder beslist in 2013 (ECLI:NL:HR:2013:CA3958).

Voor vragen over dit artikel kunt u contact opnemen met mr. M.M.M. (Marc) Rooijen