In Arbeidsrecht

Transitievergoeding in het geval van een deeltijdontslag

Door Sjoerd van Ierssel, geplaatst op 19 maart 2019 in Arbeidsrecht

Sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid per 1 juli 2015 heeft een werknemer recht op een transitievergoeding indien de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever is beëindigd.

Een vraag die geregeld gesteld wordt is of de transitievergoeding ook verschuldigd is bij een deeltijdontslag. Volgens de kantonrechter Groningen is dit wel het geval en dient de werkgever bij een deeltijdontslag een transitievergoeding naar rato te betalen (ECLI:NL:RBNNE:2018:74).

In deze casus speelde het volgende. Werknemer valt op enig moment uit wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. UWV kent werknemer een WIA-uitkering toe. Werkgever laat vervolgens weten dat het dienstverband van werknemer wordt beëindigd wegens blijvende arbeidsongeschiktheid. Tevens wordt daarbij een nieuwe arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangeboden met een arbeidsomvang van 0,4 fte, zijnde de helft van de arbeidsomvang als voor het moment van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Werknemer is hiermee akkoord en stelt dat er een transitievergoeding moet worden betaald. In reactie daarop heeft werkgever aangegeven dat werknemer inderdaad recht heeft op een transitievergoeding van € 53.732,-.

Vervolgens heeft het UWV onder intrekking van de eerdere beslissing aan werknemer medegedeeld dat hij geen WIA uitkering kan krijgen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dit heeft tot gevolg dat de werknemer geen WIA uitkering krijgt en een beroep zal moeten doen op een WW-uitkering. Werkgever is hierdoor van mening dat werknemer geen recht heeft op een transitievergoeding. Ter toelichting vermeldt de werkgever dat werknemer recht heeft op een bovenwettelijke werkloosheidsregeling welke als een gelijkwaardige vergoeding kan worden gezien.

Werknemer gaat in bezwaar tegen de beslissing van het UWV. Het UWV verklaart het bezwaar van werknemer gegrond. Werknemer heeft door deze beslissing van het UWV vervolgens wel recht op een WIA-uitkering waardoor hij geen beroep meer kan doen op de bovenwettelijke werkloosheidsregeling. Werknemer komt dus geen gelijkwaardige voorziening meer toe en vraagt de werkgever om (alsnog) de transitievergoeding te voldoen. Werkgever is van mening dat er geen opzegging heeft plaatsgevonden, maar dat er alleen een nieuwe arbeidsovereenkomst is gesloten. Werkgever geeft aan niet tot betaling van de transitievergoeding te zullen overgaan. Hierdoor ziet werknemer zich genoodzaakt om de kantonrechter om een oordeel te vragen.

De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een deeltijdontslag. De arbeidsomvang is immers voor de helft definitief beëindigd.

“Gelet op deze omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar als werkgever in dit geval op de vervaltermijn een beroep zou kunnen doen.”

Een vordering tot betaling van de transitievergoeding dient binnen drie maanden na beëindiging van (een gedeelte van) de arbeidsovereenkomst te worden ingesteld. In deze casus werd de vordering ruim buiten deze termijn ingesteld. Echter, gezien de toezegging van de werkgever mocht werknemer erop vertrouwen dat de transitievergoeding betaald zou worden. Gelet op deze omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar als werkgever in dit geval op de vervaltermijn een beroep zou kunnen doen. Hierdoor heeft werknemer naar rato van het ontslag recht op een transitievergoeding.

Heeft u naar aanleiding van dit artikel nog vragen neem dan gerust contact op met onze arbeidsrechtspecialisten bereikbaar via 0495-536138 of via info@abenslag.nl.

Sjoerd van Ierssel

Voor alle vragen op het gebied van het arbeidsrecht is Sjoerd van Ierssel de aangewezen contactpersoon. Om zich verder in dit rechtsgebied te kunnen verdiepen, heeft hij de specialisatieopleiding arbeidsrecht bij Grotius gevolgd (2004).