In Arbeidsrecht

Slapend dienstverband kost werkgever geld!

Door Sjoerd van Ierssel, geplaatst op 8 november 2019 in Arbeidsrecht

De Hoge Raad heeft op 8 november 2019 een baanbrekend arrest gewezen. De Hoge Raad diende de navolgende vraag te beantwoorden:

Kan de norm van goed werkgeverschap van artikel 7:611 BW de werkgever onder omstandigheden ertoe verplichten om in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van een “slapend dienstverband”, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van het bedrag dat de werkgever op grond van de Wet compensatie transitievergoeding kan verhalen op het UWV?

sign-pen-business-document-48148

Voormelde vraag heeft de Hoge Raad als volgt beantwoord:

Als voldaan is aan het vereiste van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurig arbeidsongeschiktheid, geldt als uitgangspunt dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap (in de zin van artikel 7:611 BW) gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Daarbij geldt dat die vergoeding niet meer hoeft te bedragen dan hetgeen aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij een beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen (doen) beëindigen. Dit is aldus het moment nadat de loondoorbetalingsverplichting vanwege twee jaar ziekte (en bij een loonsanctie na drie jaar) is beëindigd.

“Ook aan de zieke werknemer komt bij einde dienstverband een transitievergoeding toe.”

Op dit uitgangspunt moet volgens de Hoge Raad een uitzondering worden aanvaard als – op grond van door de werkgever te stellen en zo nodig te bewijzen omstandigheden – de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Zo’n belang kan bijvoorbeeld gelegen zijn in reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer. Zo’n belang kan niet gelegen zijn in de omstandigheid dat de werknemer op het moment dat hij zijn beëindigingsvoorstel doet, de pensioengerechtigde leeftijd bijna heeft bereikt.

Het vorenstaande betekent volgens de Hoge Raad, dat de werkgever de vergoeding voor de werknemer moet voorfinancieren totdat de Wet compensatie transitievergoeding (= 1 april 2020) in werking is getreden. Als de werkgever aannemelijk maakt dat die voorfinanciering leidt tot ernstige financiële problemen, kan de rechter beslissen dat betaling aan de werknemer in termijnen plaatsvindt of wordt opgeschort tot na 1 april 2020.”

Sjoerd van Ierssel

Voor alle vragen op het gebied van het arbeidsrecht is Sjoerd van Ierssel de aangewezen contactpersoon. Om zich verder in dit rechtsgebied te kunnen verdiepen, heeft hij de specialisatieopleiding arbeidsrecht bij Grotius gevolgd (2004).