In Insolventierecht & herstructurering

Schone lei WSNP en restschuld hypotheek woning

Door Roy Bongers, geplaatst op 7 september 2016 in Insolventierecht & herstructurering

De schone lei ex artikel 358 Faillissementswet werkt niet voor de restschuld die ontstaat indien een met een hypothecaire zekerheid belaste woning na het einde van de schuldsanering (hierna ook: WSNP) wordt verkocht. Reeds in 2009 heeft de Hoge Raad bepaald dat de wettelijke regeling ter zake van de schuldsanering meebrengt dat een vordering welke bestaat per het moment van het verkrijgen van toegang tot de WSNP, niet onder de werking van deze schuldsanering valt zolang die vordering gedekt wordt door een recht van pand of een recht van hypotheek. Indien de woning wordt verkocht tijdens de periode van WSNP en er alsdan een restschuld zou ontstaan, valt deze wel binnen de schone lei bij einde schuldsanering.

Recent heeft de Hoge Raad zich wederom uit moeten laten over een dergelijke casus (ECLI:NL:HR:2016:1135). Een man en vrouw waren in gemeenschap van goederen gehuwd. Na een scheiding is de man in de woning blijven wonen en heeft hij de volledige hypotheeklasten gedragen. De woning kende een onderwaarde. De vrouw is 6 maanden na de scheiding toegelaten tot de WSNP, welke in 2011 is beëindigd door het verbindend verklaren van de slotuitdelingslijst onder toepassing van de schone lei. De vrouw was bij het verkrijgen van de schone lei nog steeds voor de helft onverdeeld eigenaar van de woning. Tijdens de WSNP periode hebben de hypotheekhouder en de bewindvoerder afgezien van de verkoop van de woning, omdat de man de hypotheeklasten betaalde. De vrouw heeft gezien deze omstandigheden bepleit dat haar aandeel in de restschuld daarom binnen de werking van de schone lei dient te vallen.

De Hoge Raad heeft ook in dit geval echter geen uitzondering gemaakt ter zake van de op 13 maart 2009 door hem geformuleerde uitleg. De Hoge Raad geeft daarbij aan dat een dergelijke uitzondering niet past in het wettelijk stelsel zoals dat in het betreffende arrest is weergegeven. Een dergelijke uitzondering zou de bank bovendien dwingen – om te voorkomen dat zij haar verhaalsrecht op een van de schuldenaren verspeelt – zich te verdiepen in de vraag wie de verbonden woning feitelijk bewoont, en in de herkomst van de aan haar ter zake van de hypothecaire lening betaalde bedragen. Dat is onwenselijk, zowel uit praktisch oogpunt, als met het oog op de bereidheid van banken woningen te financieren en mee te werken aan voortzetting van de financiering terwijl ten aanzien van een van de schuldenaren de schuldsaneringsregeling van toepassing is.

De Hoge Raad merkt ter zake wel op dat de vrouw terecht signaleert dat, in het geval van onderwaarde, een verschil kan ontstaan tussen het geval waarin de woning tijdens de wettelijke schuldsanering wordt verkocht en de restschuld daarmee onder de schone lei valt en het geval dat de woning na het einde van de schuldsanering wordt verkocht, waarbij de restschuld dus niet onder de schone lei valt. Volgens de Hoge Raad vindt dit verschil echter voldoende rechtvaardiging in de bereidheid van de bank om geen gebruik te maken van haar bevoegdheid om over te gaan tot uitwinning. Het is daarbij tevens van belang dat de vraag of er sprake is van overwaarde dan wel van onderwaarde ook pas na verkoop definitief kan worden vastgesteld. Bovendien kan het te verwachten resultaat van de aflossing van de lening na de verkoop, afhankelijk van de waarde van eventuele andere zekerheden, in de loop van de tijd sterk fluctueren, aldus de Hoge Raad.

Heeft u vragen over dit artikel? Neem dan contact op met mr. Roy Bongers (0495-536138/rbongers@abenslag.nl).

Roy Bongers

Roy Bongers is in 2006 afgestudeerd aan de Universiteit Maastricht, met als vakthematische (afstudeer)richting privaatrecht. Na een korte periode in de advocatuur, heeft hij in de jaren 2007 tot en met 2009 bij grote pensioenverzekeraars en bedrijfstakpensioenfondsen de functie van pensioenjurist / pensioenspecialist vervuld.