In Handelsrecht & procederen

Ruimere beslaglegging op huurtoeslag

Door Marc Rooijen, geplaatst op 21 september 2022 in Handelsrecht & procederen

Een belangwekkende uitspraak voor verhuurders op het gebied van procesrecht. De Hoge Raad heeft bepaald dat ook voor oude huurschulden beslag kan worden gelegd op de huurtoeslag van de huurder en dat dit beslag dan niet beperkt hoeft te zijn tot de periode waarin de huurschuld is ontstaan (Hoge Raad 24 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:931). Daarmee zijn de executiemogelijkheden voor verhuurders vergroot. 

De feiten waren – verkort weergegeven – als volgt. De verhuurder start een procedure tegen een huurder vanwege een huurachterstand. Een veel voorkomende situatie. De huurder wordt door de kantonrechter veroordeeld om deze achterstand te voldoen aan de verhuurder. Met het vonnis in de hand legt de verhuurder beslag op de huurtoeslag van de huurder. Dit bleek echter niet voldoende de vordering volledig te voldoen. De verhuurder start vervolgens een nieuwe procedure tegen de huurder en vordert nu de ontbinding van de huurovereenkomst in combinatie met de achterstallige huur. 

De Rechtbank wijst de vorderingen van de verhuurder toe, maar het Hof wijst deze vorderingen af. Het Hof heeft daartoe onder meer overwogen dat de huursubsidie is bedoeld om de huurder beter in staat te stellen om aan zijn verplichting tot betaling van de lopende huurtermijnen te voldoen, wat iets anders is dan de voldoening van (hier) de oude huurschuld. Het beslag door de verhuurder frustreerde daarmee de besteding van de huursubsidie aan de uitgaven waarvoor die wordt verleend, aldus het Hof. Bovendien zou de incasso van de oude huurschuld door de beslaglegging een ‘nieuwe’ huurschuld doen ontstaan, omdat de huursubsidie wordt toegekend voor huurbetaling en de huurder zonder die subsidie de lopende huurtermijnen niet kan betalen.

“Volgens de Hoge Raad betekent dit echter niet dat het beslag alleen gelegd zou mogen worden op de huurtoeslag over de periode waarop de achterstallige huur ziet.“

De verhuurder laat het hier echter niet bij zitten en start een cassatieprocedure. De Hoge Raad stelt in een belangrijke uitspraak de verhuurder in het gelijk. Eerst het wettelijk kader. Art. 1a lid 1 van de Wet op de huurtoeslag bepaalt dat op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) van toepassing is. Art. 45 lid 1, aanhef en onder a, Awir bepaalt dat een tegemoetkoming (hier: huurtoeslag) niet vatbaar is voor beslag, tenzij het betreft beslag wegens een vordering tot nakoming van een betalingsverplichting wegens een geleverde prestatie (hier: het ter beschikking stellen van de huurwoning) waarbij de betalingsverplichting ter zake van die prestatie oorzaak is voor de tegemoetkoming. Met andere woorden: beslag mag gelegd worden voor een huurvordering op de huurtoeslag van de huurder. 

Volgens de Hoge Raad betekent dit echter niet dat het beslag alleen gelegd zou mogen worden op de huurtoeslag over de periode waarop de achterstallige huur ziet (met andere woorden: een huurachterstand van bijvoorbeeld vier maanden betekent niet dat alleen beslag gelegd kan worden op de met die periode corresponderende huurtoeslag). In de woorden van de Hoge Raad:

“Die uitzondering [op het beslagverbod van art. 45 lid 1, aanhef en onder a, Awir] berust erop dat het billijk is dat een verhuurder verhaal kan zoeken op de huurtoeslag als de belanghebbende niet voldoet aan zijn betalingsverplichtingen jegens de verhuurder, omdat de huurtoeslag is bedoeld de belanghebbende beter in staat te stellen aan zijn huurbetalingsverplichting te voldoen. De wetgever heeft aldus een inhoudelijk verband gelegd tussen de vordering van de verhuurder en de huurtoeslag. Niet blijkt dat ook een temporeel verband is beoogd in de zin dat de verhuurder slechts beslag zou kunnen leggen op de huurtoeslag voor de periode waarop de achterstallige huur ziet. Een zodanig temporeel vereiste ligt ook niet voor de hand, omdat executoriaal beslag vrijwel steeds wordt gelegd voor schulden die in het verleden zijn ontstaan.”

Verder oordeelt de Hoge Raad ook nog dat indien de verhuurder beslag legt op de huurtoeslag van een huurder, art. 45 lid 1, aanhef en onder a, Awir niet eraan in de weg staat dat het beslag ook strekt tot verhaal van de rente en kosten die de huurder over de huurschuld verschuldigd is. Aan de formulering “een vordering tot nakoming van een betalingsverplichting wegens een geleverde prestatie” in art. 45 lid 1, aanhef en onder a, Awir en aan de parlementaire geschiedenis kan geen aanknopingspunt voor een andere opvatting worden ontleend, aldus de Hoge Raad. Dit biedt de verhuurder aldus ook meer executiemogelijkheden. 

Marc Rooijen

Marc Rooijen voltooide de Master opleidingen Civiel recht en Togamaster aan de Universiteit Maastricht. Met ingang van 1 september 2009 is Marc in dienst bij Aben & Slag Advocaten. Hij houdt zich in hoofdzaak bezig met het procederen voor en het adviseren van commerciële partijen en overheden.