
Ongetekende arbeidsovereenkomst, bepaling over proeftijd toch rechtsgeldig?
De proeftijd is een korte periode waarin werknemer en werkgever met elkaar kennis kunnen maken. Aan het overeenkomen van een proeftijd wordt in het Burgerlijk Wetboek een schriftelijkheidseis gesteld (artikel 7:652 lid 2 BW). Wanneer niet is voldaan aan de eisen, is het proeftijdbeding nietig.
Op 10 december 2019 heeft de rechtbank in Amsterdam een uitspraak gedaan over het proeftijdbeding. Tijdens de proeftijd kunnen zowel werknemer als werkgever met onmiddellijke ingang de arbeidsovereenkomst opzeggen. Opzegtermijnen zijn in deze periode niet van toepassing, en er gelden geen opzegverboden.
De proeftijd moet schriftelijk worden overeengekomen. Meestal staat de proeftijd in de arbeidsovereenkomst en wordt de arbeidsovereenkomst door beide partijen ondertekend. In de casus die voorlag bij de rechtbank in Amsterdam was het proeftijdbeding opgenomen in zowel een conceptversie als de aangepaste “echte” arbeidsovereenkomst. Deze overeenkomsten zijn door de chauffeur niet ondertekend.
De rechtbank Amsterdam stelt dat ondanks dat de overeenkomst niet van een handtekening is voorzien, vaststaat dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de inhoud van de arbeidsovereenkomst. De chauffeur wist van het proeftijdbeding, en heeft bij zowel de conceptversie als de definitieve versie geen bezwaar tegen het beding gemaakt. De handtekening is in dit geval niet bepalend voor de geldigheid van het proeftijdbeding. Het proeftijdbeding is derhalve schriftelijk overeengekomen en rechtsgeldig.
