In Handelsrecht & procederen

Let bij overeenkomsten (nog meer) op de belangen van derden!

Door Marc Rooijen, geplaatst op 9 oktober 2017 in Handelsrecht & procederen

In ons contractenrecht geldt als uitgangspunt dat overeenkomsten enkel de partijen binden die de overeenkomst zijn aangegaan. Dat betekent onder meer dat de contractspartijen geen rekening hoeven te houden met de belangen van derden, die geen contractspartij zijn.

Onder omstandigheden ligt dit anders, zo heeft de Hoge Raad in arresten van 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO9069) en 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BT7496) geoordeeld. Onder omstandigheden kan het namelijk zo zijn dat een (toerekenbare) tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst, niet alleen van belang is in de relatie tot de contractuele wederpartij, maar dat dit ook betekent dat het niet vrij staat de belangen te verwaarlozen die derden bij de behoorlijke nakoming van het contract kunnen hebben. Als voorbeeld ter verduidelijking kan gewezen worden op contracten in de bouw waarbij er vaker met contractuele schakels wordt gewerkt en waarbij onderaannemers een bepaalde mate van afhankelijkheid hebben jegens bijvoorbeeld een hoofdaannemer. Ook bij vastgoedtransacties spelen dikwijls de belangen van derden een rol.

Tot voor kort werd echter aangenomen dat alleen indien er sprake was van een (toerekenbare) tekortkoming, er ook een positie was voor een derde die indirect werd geraakt door deze tekortkoming (de rechtsregel komt er op neer dat de wanprestatie van een contractspartij onder omstandigheden tevens een onrechtmatige daad jegens een derde kan opleveren). Met andere woorden: als er geen sprake is van een tekortkoming (en er dus geen verwijt valt te maken), heeft de derde geen positie.

In de zaak die leidde tot het arrest van de Hoge Raad van 14 juli 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1355) was er geen sprake van een tekortkoming, maar baseerde de derde zijn claim op het feit dat er een overeenkomst was gesloten tussen de contractuele partijen met (kennelijk) negatieve effecten voor de derde. Het Hof wees de vordering af nu er geen sprake was van een tekortkoming in de contractuele relatie. Aldus, zo redeneerde het Hof, kon er voor aansprakelijkheid richting de derde geen grond bestaan.

In cassatie stelt de Hoge Raad nogmaals de geldende regels voorop. Wanneer iemand zich contractueel heeft gebonden, waardoor de contractsverhouding waarbij hij partij is in het rechtsverkeer een schakel is gaan vormen waarmee de belangen van derden, die aan dit verkeer deelnemen, in allerlei vormen kunnen worden verbonden, staat het hem niet onder alle omstandigheden vrij de belangen te verwaarlozen die derden bij de behoorlijke nakoming van het contract kunnen hebben. Indien de belangen van een derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet, kunnen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, meebrengen dat die contractant deze belangen dient te ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen. Bij de beantwoording van de vraag of deze normen dit meebrengen, zal de rechter de ter zake dienende omstandigheden van het geval in zijn beoordeling dienen te betrekken, zoals de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van de derde daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant kenbaar was, de vraag of de derde erop mocht vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre het voor de contractant bezwaarlijk was met de belangen van de derde rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt en de vraag of van hem kon worden gevergd dat hij zich daartegen had ingedekt, alsmede de redelijkheid van een eventueel aan de derde aangeboden schadeloosstelling.

“Niet alleen een wanprestatie (tekortkoming) van een contractspartij kan onder omstandigheden tevens een onrechtmatige daad jegens een derde opleveren.”

Volgens de Hoge Raad is binnen dit beoordelingskader bepalend of de aangesproken partij haar verklaringen en gedragingen ter zake van de overeenkomst waarbij zij partij is, mede diende te laten bepalen door de belangen van de betrokken derde, en is dus niet mede vereist dat de aangesproken partij is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst waarbij zij partij is en waarmee de belangen van die derde verbonden zijn. Conclusie: niet alleen een wanprestatie (tekortkoming) van een contractspartij kan onder omstandigheden tevens een onrechtmatige daad jegens een derde opleveren. De tijd zal leren of deze uitspraak een versterking van de positie van de “derde” oplevert.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan vrijblijvend contact op met mr. M.M.M. (Marc) Rooijen (0495 – 536 138 of mrooijen@abenslag.nl)

Marc Rooijen

Marc Rooijen voltooide de Master opleidingen Civiel recht en Togamaster aan de Universiteit Maastricht. Met ingang van 1 september 2009 is Marc in dienst bij Aben & Slag Advocaten. Hij houdt zich in hoofdzaak bezig met het procederen voor en het adviseren van commerciële partijen en overheden.