
Is kwijting ook finale kwijting?
Recent heeft de Hoge Raad een interessant arrest gewezen met betrekking tot een kwijtingsclausule in een notariële akte (ECLI:NL:HR:2018:975). De centrale vraag betrof of deze kwijtingsclausule ook afstand van recht inhield in de zin van een finale kwijting.
De casus was – gestileerd weergegeven – als volgt. Tussen Citadel en Bela is een koopovereenkomst gesloten houdende de verkoop van aandelen door Citadel aan Bela. In de koopovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat de koopprijs deels verrekend wordt met een vordering van Bela op Citadel uit hoofde van een lening (een door Bela ter beschikking gestelde kredietfaciliteit). In de notariële leveringsakte van de aandelen is het volgende bepaald:
“Verkoper verleent aan Koper kwijting voor de betaling van de koopprijs. Koper verleent aan Verkoper kwijting voor betaling van de vordering.”
Citadel stelt na levering een fout te hebben gemaakt bij de berekening van de hoogte van haar schuld uit hoofde van de leningsovereenkomst op het moment dat die verrekend werd met de koopsom. Citadel meent nog recht te hebben op een fors aanvullend bedrag en spreekt Bela aan. Bela beroept zich op de kwijtingsclausule in de notariële akte van levering. De Rechtbank wijst de vordering van Citadel toe. Het Hof wijst de vordering van Citadel af. Tegen het oordeel van het Hof gaat Citadel met succes in cassatie. Met name het oordeel van de Hoge Raad omtrent de (uitleg van) kwijtingsclausule is relevant.
Een kwijting houdt volgens de Hoge Raad immers in beginsel niet meer in dan de verklaring ten bewijze dat de desbetreffende betaling heeft plaatsgevonden, waartegen tegenbewijs openstaat (artikel 6:48-49 BW in verbinding met artikel 157 Rv). In een dergelijke verklaring ligt niet zonder meer tevens een kwijtschelding als bedoeld in artikel 6:160 lid 2 BW besloten, aldus de Hoge Raad. Daartoe is volgens de Hoge Raad vereist dat partijen zijn overeengekomen dat het verschuldigde bedrag niet geheel zou worden voldaan, of dat zij, bij wege van een vaststellingsovereenkomst, aan enige onzekerheid over de verschuldigdheid ervan een einde hebben willen maken (onder verwijzing naar HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2098).
Daarmee onderstreept de Hoge Raad enerzijds dat een algemene kwijting niet zonder meer een finale kwijting inhoudt. Anderzijds wijst de Hoge Raad er op dat als partijen een finale kwijting willen overeenkomen daar meer voor nodig is. Bijvoorbeeld het opstellen van een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW. Deze uitspraak illustreert dus (wederom) dat correcte vastlegging van de bedoeling van partijen geen sinecure is. Uitlegdiscussies willen nog wel eens aanleiding geven tot langdurige juridische procedures zoals deze Hoge Raad-uitspraak illustreert.
Heeft u naar aanleiding van dit artikel nog vragen? Neemt u dan vrijblijvend contact op met mr. M.M.M. (Marc) Rooijen (mrooijen@abenslag.nl) of 0495 – 536138).
