
Het aanvragen van een faillissement: het pluraliteitsvereiste
Indien u een vordering heeft op een schuldenaar die door laatstgenoemde niet wordt voldaan, kan u ervoor kiezen het faillissement van deze schuldenaar aan te vragen. In veel gevallen leidt die aanvraag ertoe dat de schuldenaar zijn schuld alsnog voldoet; de schuldenaar wil immers niet failliet worden verklaard. Wordt de schuld echter niet voldaan, dan volgt de behandeling van het faillissementsverzoek op een zitting van de rechtbank.
De rechter kan het verzoek tot het in staat van faillissement verklaren van de schuldenaar alleen toewijzen indien aan twee vereisten is voldaan, te weten i) er moet sprake zijn van de toestand van hebben opgehouden te betalen en ii) er moet sprake zijn van meerdere schulden (het zogenaamde pluraliteitvereiste). De aanvrager van het faillissement dient aldus te beschikken over een zogenaamde steunvordering. Het eerste vereiste is verankerd in de wet (artikel 1 Faillissementswet). Het tweede vereiste staat niet in de wet, maar is in de rechtspraak ontwikkeld (door de Hoge Raad der Nederlanden).
In de juridische vakliteratuur wordt regelmatig betoogd dat het pluraliteitsvereiste zou moeten worden geschrapt. Daar zijn tal van argumenten voor te geven, zoals:
- Er bestaan ook insolvente schuldenaren met slechts één schuld. Deze schuldenaren worden bevoordeeld indien zij niet failliet kunnen worden verklaard. De individuele crediteur heeft niet altijd toereikende verhaalsbevoegdheden en als het al lukt om beslagobjecten te vinden, dan heeft de individuele beslaglegger geen gereedschap om activa in de boedel (terug) te brengen.
- De onmogelijkheid van een faillissement met één schuldeiser brengt mee dat de bijzondere bevoegdheden van de curator en andere rechtsgevolgen van het faillissement niet tegen de schuldenaar kunnen worden ingeroepen. Te denken valt aan het opvorderen van de administratie (art. 92 Fw), het zich verschaffen van toegang tot elke plaats (art. 93a Fw), het openen van post (art. 99 Fw), de inlichtingenplicht (art. 105 en 106 Fw), de faillissementspauliana (art. 42 en 47 Fw), bestuurdersaansprakelijkheid (art. 2:138/248 BW), etc. Aanwending resp. toepasselijkheid daarvan moet ook mogelijk zijn indien er slechts één schuldeiser is.
- In de praktijk is het voor de aanvrager van het faillissement in veel gevallen niet eenvoudig om een steunvordering te vinden, laat staan te bewijzen.
- Het is een hardvochtige c.q. frustrerende eis wanneer de betalingsonmacht of -onwil duidelijk blijkt, maar de aanvrager geen andere schulden kan opgeven en het bestaan van meerdere schulden door de schuldenaar wordt ontkend of deze er zorg voor draagt alle andere schuldeisers dan juist de aanvrager te betalen.
- Het pluraliteitsvereiste werkt misbruik in de hand: de schuldenaar kan het bestaan van schulden tegen beter weten in ontkennen of zijn vermogen buiten het zicht houden en overigens al zijn schulden (al dan niet net voor de zitting) betalen.
- In andere landen waarin eisen worden gesteld vergelijkbaar met de toestand van hebben opgehouden te betalen wordt niet het pluraliteitsvereiste gesteld. Verwezen wordt o.m. naar België, Frankrijk, Duitsland, Engeland en de Verenigde Staten.
Gewapend met deze argumenten probeerde een schuldeiser, zonder te beschikken over een steunvordering, het faillissement van haar schuldenaar aan te vragen. Zowel de rechtbank als het gerechtshof hielden vast aan het pluraliteitsvereiste en wezen de aanvraag af. De schuldeiser liet het er niet bij zitten en stapte naar de Hoge Raad. Die deed op 24 maart 2017 uitspraak. De Hoge Raad bevestigt nogmaals dat het pluraliteitsvereiste nog steeds geldt.
Als onderbouwing voor haar uitspraak stelt de Hoge Raad dat het faillissement ten doel heeft het vermogen van de schuldenaar te verdelen onder diens gezamenlijke schuldeisers en met dat doelt strookt niet de faillietverklaring van de schuldenaar die slechts één schuldeiser heeft.
Naar aanleiding van dit arrest is er in de vakliteratuur opnieuw een artikel verschenen waarin gepleit wordt voor de afschaffing van het pluraliteitsvereiste. De auteur schrijft daarin dat de redenering van de Hoge Raad telkens weer wordt herhaald en afkomstig is uit oude bronnen. Volgens hem geeft de redenering geen blijk van de onderkenning en afweging van onderliggende belangen (zoals hiervoor omschreven).
Ondanks de nodige kritiek op het pluraliteitvereiste, blijft dit dus vooralsnog gelden.
Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan vrijblijvend contact op met mr. Bob Sijben (0492 – 749 990 / bsijben@abenslag.nl).
