
Herziening beslag- en executierecht: de laatste fase treedt per 1 april 2021 in!
In eerdere blogs is aandacht besteed aan de inwerkingtreding van de eerste fase van de “Wet herziening beslag- en executierecht”, welke fase op 1 oktober 2020 in werking is getreden. De Wet herziening beslag- en executierecht voorziet in wijzigingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet, waarbij kort gezegd is ingezet op bescherming van het bestaansminimum van de schuldenaar, het moderniseren van de wetgeving en tegengaan van beslaglegging enkel als pressiemiddel. Op 1 april 2021 zal de derde en laatste tranche in werking treden. De belangrijkste wijzingen per 1 april 2021 worden in dit artikel besproken.
Beslag op motorrijtuigen
Voor 1 april was het zo dat de deurwaarder voor een te leggen beslag op motorrijtuigen de motorrijtuigen daadwerkelijk moest zien om er beslag op te kunnen leggen. Dit is omslachtig, nu uit het kentekenregister van de RDW duidelijk blijkt welke motorrijtuigen iemand op naam heeft staan. Vanaf 1 april 2021 is het daarom mogelijk om zogenoemd “administratief beslag” te leggen op motorrijtuigen. In artikel 442 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald dat beslag op een in het kentekenregister opgenomen motorijtuig of een aanhangwagen ook kan worden gelegd bij een proces-verbaal. De deurwaarder moet wel eerst het kentekenregister inzien.
Door dit administratief beslag kan de deurwaarder ook beslag leggen op voertuigen die in het register staan ingeschreven, ook al bevinden zij zich in het buitenland op het moment van beslaglegging. De ambtshandeling (het leggen van het beslag) zelf vindt namelijk in Nederland plaats.
Het proces-verbaal wordt ingeschreven in het kentekenregister. De inschrijving in het kentekenregister zorgt ervoor dat het kenteken niet kan worden overgeschreven op naam van een derde (zoals een koper). Zo wordt een koper beschermd tegen een verkoper die zijn auto met een beslag erop wil verkopen. Het beslag heeft dan blokkerende werking.
Beslagen die zijn gelegd vóór 1 april 2021 mogen niet worden ingeschreven in het kentekenregister. Dit omdat het oude recht van toepassing blijft op beslagen die zijn gelegd voor de inwerkingtreding van de wet.
Afvoer en opslag inboedel na ontruiming door gemeente
Een tweede wijziging betreft de uitvoering van een ontruiming na een ontruimingsvonnis. Nu is het zo dat voor het inplannen van een ontruiming verschillende partijen worden ingeschakeld en gecontacteerd. Denk aan de deurwaarder, de woningcorporatie, de politie en een ontruimingsploeg. Een ontruiming wordt ook aangemeld bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de ontruiming zal plaatsvinden. Op dit moment is het per gemeente afhankelijk wie verantwoordelijk is voor de afvoer en opslag van de inboedel nadat een ontruiming heeft plaatsgevonden. Soms is dit de gemeente, soms ligt de verantwoordelijkheid hiervoor bij de verhuurder. Dit gaat per 1 april 2021 veranderen.
Artikel 556 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt gewijzigd, in die zin dat het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk is voor “het meevoeren en opslaan van de roerende zaken die zich in de tot bewoning bestemde ontruimde onroerende zaak bevonden”, ten laste van de executant. Dat betekent dat een gemeente de inboedel na een ontruiming afvoert en opslaat. De kosten voor de ontruiming worden doorbelast aan de verhuurder. De verhuurder kan, op zijn beurt, de kosten weer op de schuldenaar (proberen te) verhalen.
Mocht u vragen hebben over de ingegane wijzigingen, dan kunt uiteraard contact met ons opnemen via 0495-536138.
