
“Golddigger” wil de helft van het boerenbedrijf, maar de Rechtbank Limburg steekt hier een stokje voor
Op 26 februari 2021 heeft de Rechtbank Limburg een opmerkelijke uitspraak gedaan (ECLI:NL:RBLIM:2021:3114). De huwelijkse voorwaarden van partijen werden opzijgezet doordat de man erin slaagde te bewijzen dat de vrouw het huwelijk enkel was aangegaan om via de echtscheiding te kunnen beschikken over het vermogen van de man.
In huwelijkse voorwaarden kunnen echtgenoten overeenkomen dat bij een eventuele overlijden of echtscheiding het op dat moment aanwezige vermogen finaal wordt verrekend, oftewel er wordt gedaan “alsof er een gemeenschap van goederen is “ en ieder krijgt de helft. Huwelijkse voorwaarden moeten worden opgesteld bij een notaris en een rechter is in beginsel gebonden aan de inhoud van de huwelijkse voorwaarden. Een notariële akte heeft in het recht namelijk een zware bewijskracht. Het komt slechts in zeer uitzonderlijke gevallen voor dat een bepaling uit een notariële akte door een rechter opzij wordt gezet.
Zo ‘n uitzondering deed zich voor bij de Rechtbank Limburg. De man stelde zich op het standpunt dat de vrouw met valse beloftes en onder valse voorwendselen als zou zij nooit uit het echt scheiden, dat zij op korte termijn bij de man zou komen wonen en met de man kinderen zou willen, de man heeft bewogen een huwelijk aan te gaan, terwijl zij nooit de intentie gehad heeft om haar beloftes na te komen of aan haar richting de man uitgesproken toekomstplannen enig gevolg te geven.
Uit de getuigenverhoren en hetgeen door de man aangevoerd was kwam naar voren dat de jonge vrouw en de oudere man (zij schelen 36 jaar in leeftijd) elkaar hebben ontmoet via een datingapp. De man is vermogend doordat hij in het bezit is van een boerenbedrijf, de vrouw daarentegen is niet zo bemiddeld. De man en de vrouw besluiten al snel met elkaar te trouwen, waarbij het initiatief van de vrouw uitgaat. De vrouw gaat in haar eentje naar de notaris en wil dat de notaris in de huwelijkse voorwaarden een finaal verrekenbeding opneemt waarbij uitdrukkelijk moet worden opgenomen dat er ook verrekend moet worden in het geval van een echtscheiding.
“Van te voren had de vrouw al tegen hem gezegd: “je moet niet teveel praten” en “die hoeven niet te weten wat wij allemaal hebben”. “
Uit het verhoor van deze notaris blijkt dat de vrouw de geboortedatum van de man niet weet, niet op de hoogte is van zijn adres of achternaam en ook niet wat voor bedrijf de man heeft. De notaris vertrouwt het niet en verzoekt om een gesprek met de man erbij. Dit tweede gesprek verloopt evenmin soepel; de notaris vertrouwt het niet en geeft aan dat partijen er nog maar eens goed over moeten nadenken. De vrouw heeft de man vervolgens huilend gevraagd of hij wel echt met haar wil trouwen en bij zijn “ja” is zij gelijk op zoek gegaan naar een andere notaris. De tweede notaris gaat wel met partijen in zee. Tijdens dit gesprek hebben partijen gezegd dat de man bij een melkfabriek werkt. Zij hebben niet gemeld dat de man in het bezit is van een boerenbedrijf. Van te voren had de vrouw al tegen hem gezegd “je moet niet teveel praten” en “die hoeven niet te weten wat wij allemaal hebben”.
De vrouw heeft meerdere keren verklaard bij beide notarissen dat zij wil trouwen, nooit wil scheiden en met de man een gezin wil starten, dat wilde de man ook graag. Wel heeft ze later tegen de man gezegd dat als de man niet wilde trouwen met een finaal verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden, zij niet wilde trouwen.
De bedoeling was dat na het huwelijk de vrouw wel bij de man in België zou gaan wonen, alhoewel dat niet meteen zou zijn. Zij had al enkele goederen naar België verhuisd, maar feitelijk woonden zij niet samen; de vrouw kwam een aantal keren na het huwelijk bij de man en bleef er ook een keer slapen; de daadwerkelijke verhuizing kwam echter nooit tot stand, ondanks de vele verzoeken van de man. Wel hadden zij dagelijks telefonisch contact, maar als de man over verhuizen sprak hield de vrouw de boot af. Zij zagen elkaar ook altijd in gezelschap van familie van de vrouw. De vrouw heeft vervolgens de echtscheiding aangevraagd met als reden dat de man niet bij haar in Nederland kwam wonen. Dit was duidelijk nooit de intentie geweest van partijen. De vrouw heeft in de echtscheidingsprocedure geëist dat zij aanspraak had op de helft van zijn vermogen vanwege het finaal verrekenbeding. Hier steekt de rechter echter een stokje voor.
De Rechtbank Limburg kwam tot de conclusie dat onverkorte toepassing van het finaal verrekenbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het is duidelijk dat het de vrouw van meet af aan niet te doen was om het huwelijk (inclusief kinderen en samenwonen), maar om het geld dat zij zou verkrijgen bij een toekomstige echtscheiding.
Het is dus altijd van belang om vooraf duidelijk vast te leggen waarom dergelijke bepalingen in de huwelijkse voorwaarden gezet worden. Ook is van belang te weten dat afspraken in de huwelijkse voorwaarden slechts in zeer uitzonderlijke gevallen opzij gezet kunnen worden!
Heeft u naar aanleiding van dit artikel nog vragen? Neem dan vrijblijvend contact op met een van de leden van onze secie; mr T. ( Ton) Weierink , mw. mr E.J.M. (Elly) Stals of mw. mr E. (Elske) Terheijden. Telefoonnummer 0495 – 536 138)
