
Een gegeven paard kijk je wél in de bek
Op 20 mei 2019 is de nieuwe Richtlijn consumentenkoop (Richtlijn (EU) 2019/771, hierna: de ‘nieuwe Richtlijn’) aangenomen, welke de oude Richtlijn consumentenkoop uit 1999 vervangt. Deze Richtlijn is per 1 januari 2022 in werking getreden. Ten opzichte van de oude Richtlijn zijn de meeste regels in de kern gelijk gebleven, maar voor wat betreft de non-conformiteit bij de verkoop van goederen aan consumenten zijn belangrijke wijzigingen doorgevoerd. Deze wijzigingen kunnen met name van groot belang zijn bij de aan- en verkoop van levende dieren, zoals (sport)paarden.
Levende dieren
Naar aanleiding van de recente behandeling van de implementatie van de nieuwe Richtlijn in Nederland, is gebleken dat de regels voor consumentenkoop gelden voor de (ver)koop van levende dieren. Op 26 januari 2022 is de invoering van de nieuwe Richtlijn in Nederland in de Tweede Kamer besproken. Hierin zijn een tweetal moties ingediend, zowel door kamerlid Ellian (VVD) als kamerlid Van der Plas (BBB), om voormeld bewijsvermoeden te verkorten naar 3 respectievelijk 6 maanden. Beide moties zijn verworpen door de Tweede Kamer. Van een uitzondering voor de consumentenkoop van levende dieren is dus géén sprake; in Denemarken en Duitsland is wel sprake van een dergelijke uitzondering.
“Dit betekent dat met ingang van 1 januari 2022 sprake is van een bewijsvermoeden dat, wanneer zich binnen één jaar een gebrek of blessure aan een dier openbaart, vermoed wordt dat dit gebrek of deze blessure al bij het sluiten van de overeenkomst aanwezig was.“
Dit betekent dat met ingang van 1 januari 2022 sprake is van een bewijsvermoeden dat, wanneer zich binnen één jaar een gebrek of blessure aan een dier openbaart, vermoed wordt dat dit gebrek of deze blessure al bij het sluiten van de overeenkomst aanwezig was. Alsdan is de verkoper c.q. handelaar schadeplichtig.
In de rechtspraak is al gebleken dat dit vooral in de paardensector voor grote problemen kan zorgen. Een verkoopkeuring van een paard kan immers veel inzage geven in de gesteldheid van de harde delen van een paard, maar niet in de weke delen zoals banden en pezen. Het is in die gevallen dan ook aan de rechter om te oordelen of het dier bij het sluiten van de overeenkomst non-conform was.
Let wel, dit bewijsvermoeden geldt enkel bij een consumentenkoop. Bij een transactie met levende dieren tussen professionele partijen (lees: partijen die handelen in de uitoefening van hun beroep of bedrijf) gelden deze regels – en daarbij met name voornoemd bewijsvermoeden – niet.
Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel en/of de nieuwe Richtlijn? Neem dan contact op met mr. Deborah Reijnart via e-mail (dreijnart@abenslag.nl) of telefonisch via 0495 536 138.
