Wanneer u bent getrouwd in gemeenschap van goederen en een schenking ontvangt, valt dit bedrag in beginsel in de gemeenschap. In beginsel, want aan schenkingen wordt regelmatig een uitsluitingsclausule verbonden. Een uitsluitingsclausule regelt dat het geschonken bedrag niet in de huwelijksgemeenschap valt van de verkrijger. Het geschonken bedrag wordt privévermogen van de verkrijger, ook al is hij of zij in gemeenschap van goederen getrouwd (art. 1:94 lid 2 sub a BW).
Voor het verbinden van een uitsluitingsclausule aan een schenking is geen bezoek aan de notaris nodig. Bij de overboeking van het schenkingsbedrag via de bank kan worden volstaan met een notitie “schenking met uitsluitingsclausule”. Ook is het mogelijk om een schenkingsakte op te maken waarin een uitsluitingsclausule is opgenomen.
Wanneer het huwelijk na 1 januari 2018 heeft plaatsgevonden, dan vallen schenkingen niet meer automatisch in de wettelijke huwelijksgemeenschap. Wel kan in de huwelijkse voorwaarden anders bepaald worden. De uitsluitingsclausule blijft daarom relevant.
Vermenging en scheiding: bedrag op de gemeenschappelijke rekening.
Het komt regelmatig voor dat een schenking wordt gestort op een gezamenlijke rekening. In feite wordt het geschonken bedrag “vermengd” met het gemeenschapsgeld. De partner die het geschonken bedrag heeft ontvangen, kan strikt genomen niet meer precies aantonen welk gedeelte van het saldo op de rekening afkomstig is van de schenking. Vaak zullen schenkingen worden gebruikt om kosten van de huishouding te voldoen. Wanneer echtgenoten gaan scheiden, doet zich de vraag voor wat er moet gebeuren ten aanzien van het schenkingsbedrag. Een duidelijke uitspraak van het hoogste rechtscollege van Nederland met een antwoord op deze vraag ontbrak nog. De rechtspraak was verdeeld van “op-is-op” ( en dus niet meer verrekenen) tot “gekregen-is-gekregen” ( dus nog verrekenen).
Recent heeft de Hoge Raad zich hierover uitgelaten (HR 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:504). In deze zaak waren een man en vrouw in 1985 getrouwd in gemeenschap van goederen. Tussen 2002 en 2006 ontving de vrouw in totaal € 30.000 onder een uitsluitingsclausule. De bedragen waren gestort op de gezamenlijke rekening. In 2014 volgde de echtscheiding. De gezamenlijke woning werd verkocht en van de overwaarde is € 30.000 in depot gehouden. De partners verschillen in mening over de vraag wie van hen recht heeft op dat bedrag. De vrouw stelt dat zij het schenkingsbedrag nog tegoed heeft, terwijl de man vindt dat zij ieder de helft moeten krijgen en dat de schenking niet meer meetelt, want die is al “op”.
De Hoge Raad oordeelt dat een echtgenoot die privévermogen in de gemeenschap stort een vordering ter hoogte van dat schenkingsbedrag krijgt op de gemeenschap. De gemeenschap is immers gebaat bij de schenking. Door de storting op de gezamenlijke rekening is de schenking tot het gemeenschapsvermogen gaan behoren. Dat de schenking inmiddels is besteed aan verschillende huishoudelijke uitgaven, doet echter niets af aan het vergoedingsrecht van de vrouw.
Wanneer uit het gemeenschapsvermogen privéschulden van de vrouw zijn afgelost, dan zal zij dat bedrag moeten vergoeden aan de gemeenschap. De Hoge Raad oordeelt echter dat men er in beginsel vanuit moet gaan dat schulden die tijdens de huwelijkse gemeenschap worden afgelost, gemeenschapsschulden zijn. Wanneer de andere echtgenoot, de man in dit geval, van mening is dat de vrouw geen vergoedingsrecht toekomt, dan draagt hij hiervoor de bewijslast. In deze zaak had de man geen bewijzen aangeleverd waaruit kon worden afgeleid dat de vrouw privéschulden had afgelost. De vrouw heeft aldus recht op het volledige schenkingsbedrag.