
De herziening van het Nederlandse beslag- en executierecht
Op 3 juni 2020 is het wetsvoorstel over de herziening van het Nederlandse beslag- en executierecht aangenomen, welke per 1 oktober 2020 (gefaseerd) in werking is getreden. De herziening beoogt om de bestaande complexe juridische procedures te vereenvoudigen en effectiever te laten voorlopen, waarbij een aantal uitgangspunten voorop staan: (i) het bestaansminimum van de schuldenaar dient gerespecteerd te worden bij beslag en executie; (ii) de beslaglegging en de wijze van executie moet zo efficiënt mogelijk gebeuren; en (iii) het leggen van verhaalsbeslag mag niet louter worden toegepast als pressiemiddel. De herziening wordt in drie stappen ingevoerd en de belangrijkste wijzigingen worden in het hiernavolgende besproken.
Eerste fase
De eerste fase is op 1 oktober 2020 in werking getreden, waarna in beginsel geen beslag meer mag worden gelegd op roerende zaken indien redelijkerwijs voorzienbaar is dat de kosten van het beslag de eventuele baten zullen overtreffen. Op deze wijze wordt voorkomen dat het beslag enkel als pressiemiddel dient om tot een betalingsregeling te komen. Kan de schuldeiser echter aannemelijk maken dat de schuldenaar niet op onevenredige zware wijze in zijn belangen wordt getroffen, dan kan er wél beslag op dergelijke goederen worden gelegd.
Verder mogen kleding, levensmiddelen en andere zaken die iemand nodig heeft voor zijn persoonlijke verzorging en de algemene dagelijkse levensbehoeften, bijvoorbeeld een computer of een mobiele telefoon, in beginsel niet in beslag worden genomen. Ook vallen hoogstpersoonlijke zaken, bijvoorbeeld een trouwring, en alles wat vereist is voor werk, school of studie in beginsel buiten het beslag. Van belang is hierbij dat het voorgaande geldt voor zaken die weinig waarden vertegenwoordigen; gaat het om zaken van grote waarde, dan blijft beslag mogelijk.
Voorts is de termijn van de derdenverklaring verkort naar 2 weken, is een online executoriale verkoop van roerende zaken mogelijk geworden en is de kantonrechter in bodemprocedures bij uitsluiting bevoegd om van executiegeschillen kennis te nemen; de waarde van de goederen is niet (meer) van belang.
Tweede fase
De tweede fase treedt op 1 januari 2021 in werking. Bij aanvang van deze tweede fase wordt een zogenoemd beslagvrij bedrag bij het bankbeslag ingevoerd. Onder het huidige recht geldt de ‘beslagvrije voet’ alleen bij periodieke betalingen als het loon van de schuldenaar. Om te voorkomen dat een schuldenaar onder het bestaansminimum komt en niet meer in zijn levensonderhoud kan voorzien, geldt vanaf 1 januari 2021 ook bij het bankbeslag een dergelijke beslagvrije voet. Dit beslagvrij bedrag valt alsdan buiten het bankbeslag.
Ook kan een deurwaarder per 1 januari 2021 op instructie van de schuldeisers bij de schuldenaar dan wel de bank informeren waar de schuldenaar bankiert. Met deze regel hoeven schuldeisers die niet weten waar een schuldenaar bankiert niet meer bij verschillende banken beslag te leggen in de hoop dat zij bij één van die banken met succes verhaal kunnen halen.
Derde fase
De derde en laatste fase treedt in werking per 1 april 2021 en wijzigt het huidige beslag- en executierecht in die zin dat beslag op motorrijtuigen per die datum, in plaats van fysiek, tevens digitaal kan plaatsvinden door inschrijving van het beslag in het kentekenregister van het RDW. Een dergelijke inschrijving zorgt alsdan voor een tenaamstellingsblokkade, hetgeen als gevolg heft dat het motorrijtuig niet meer kan worden overgeschreven.
Voor vragen over dit artikel kunt u contact opnemen met mr. M.P. (Malou) van Vroonhoven (mvroonhoven@abenslag.nl) via telefoonnummer 0495 – 536 138.
