In Personen & familierecht

Afstorten Pensioen in eigen beheer: tekort? Dan naar evenredigheid

Door Ton Weierink, geplaatst op 11 mei 2017 in Personen & familierecht

De afwikkeling van pensioen in eigen beheer blijft de gemoederen bezig houden. Op 14 april 2017 heeft de Hoge Raad bepaald dat de (ex)echtgenoot van de directeur-grootaandeelhouder bij de afstorting van het pensioen in eigen beheer niet altijd het volle pond kan krijgen.

Partijen waren in 1988 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd en in 2010 gescheiden. De vrouw was bestuurder en enig aandeelhouder van een B.V.; in die B.V. werd ook pensioen opgebouwd. Omdat de ex-echtgenoot na echtscheiding in beginsel recht heeft op een stuk van het opgebouwde ouderdomspensioen, vroeg hij om zijn aandeel af te storten bij een externe pensioenverzekeraar. Op die manier zou hij niet afhankelijk zijn van de onderneming van zijn ex-vrouw voor de toekomstige pensioenuitkering. In de lijn van de bestaande rechtspraak gaf het Gerechtshof Amsterdam de man gelijk en droeg aan de vrouw op om een bedrag over te maken naar de (externe) verzekeringsmaatschappij als pensioenvoorziening van de man. De vrouw was het hiermee niet eens.

Wanneer de uitspraak van het Gerechtshof opgevolgd zou moeten worden zou dit ertoe leiden dat de aanspraken van partijen op dit pensioen niet in dezelfde mate verzekerd zouden zijn: de vrouw zou na afstorting naar de verzekeraar onvoldoende middelen overhouden om haar aandeel in het pensioen te kunnen uitkeren. Kort samengevat de man zou dan alles krijgen waar hij recht op heeft en de vrouw niet.

De Hoge Raad heeft in deze beslissing van 14 april 2017 voortgebouwd op de eerdere rechtspraak op dit punt. De Wet Verevening Pensioenrechten bij scheiding (WVPS) geldt ook voor een pensioen in eigen beheer en maakt mogelijk dat echtgenoten na scheiding in gelijke mate aanspraak kunnen maken op het pensioen dat tijdens het huwelijk opgebouwd is. De afstorting dient dan ook zodanig plaats te vinden dat de pensioenaanspraken in beginsel ook in dezelfde mate (althans zoveel mogelijk) verzekerd zijn. Bij een pensioen in eigen beheer moet de vennootschap er zorg voor dragen dat de pensioentoezegging te zijner tijd nagekomen kan worden en moet de vennootschap in beginsel over voldoende kapitaal daartoe beschikken (in de vorm van een voorziening of van eigen vermogen). Omdat de wet IB (artikel 3.29 wet IB 2001) een rekenrente voorschrijft van tenminste 4% kan echter de fiscale pensioenreserve onvoldoende zijn en moet in beginsel worden uitgegaan van de commerciële waarde van de pensioentoezegging; dan geldt de marktrente, die nu lager is. Dan wordt het bedrag dat afgestort moet worden (veel) hoger.

Wanneer op het tijdstip van scheiding te weinig kapitaal beschikbaar is om én het aandeel van de ex-echtgenoot van de ondernemer af te storten én er voldoende in de onderneming achterblijft voor het pensioen van de ondernemer zelf, dan moet het tekort gedeeld worden, evenredig met de verhouding waartoe de verevening op grond van de wet VPS geldt. Het Gerechtshof Amsterdam had dit laatste niet meegenomen in haar beslissing en daarom heeft de Hoge Raad de beslissing van het Gerechtshof vernietigd en doorverwezen naar het Gerechtshof Den Haag.

Conclusie: de Hoge Raad verdeelt de pijn over beide ex-partners.

“Conclusie: de Hoge Raad verdeelt de pijn over beide ex-partners.”

Heeft u vragen over echtscheiding, pensioen of een onderneming in het kader van een echtscheiding neem dan contact op met mr. Elly Stals of mr. Danielle Kuppens. Dit kan telefonisch, per e-mail of tijdens ons gratis kennismakingsgesprek (van 30 minuten) op ons kantoor in Weert.